Hartverwarmend

Dag Odile,P1060664

Hartverwarmend noemen ze dat. In het guurste weer van het jaar de straat op om duidelijk te maken dat er wel een alternatief is. Het hield niet op met regenen. De wind sleurde aan spandoeken en paraplus. En wij dansen en zingen ons de ziel uit het lijf.

Zingen in de regen en dansen in de plassen, dat vinden wij natuurlijk wel plezant. Net als die twintigduizend anderen die mee de tien Hartenwensen van Hart boven Hard helpen uitdragen: voor een solidaire samenleving met meer aandacht voor onderwijs en cultuur, voor armoede en diversiteit, voor een nieuwe invulling van de democratie. Één kleurrijk en positief signaal tegen de vermarkting van de samenleving waarin alles in cijfers wordt uitgedrukt.

Tegen de vermarkting? Is dat dan tegen de Handelaars? Laat ons zeggen dat het voor een andere invulling van de markt is. Voor een andere manier van Handelen. Een manier om samen te Handelen en niet elk voor zich. De Handelaars van Hart boven Hard doen niets alleen. Ze praten, luisteren, overleggen, passen zich aan. Ze hebben niet alleen aandacht voor elkaar, maar ook voor hun omgeving. Ze zetten liefde en geluk in de plaats van winst en rijkdom. Dat soort Handelaars, dat zijn wij.

Toch? Odile?

Dag Odile!

Kus,

OdileP1060662

Slapen maakt vrij

Dag Odile,IMG_1816

Slapen maakt vrij, staat op de cover van een krantje bij de Dokter. Binnenin staat een stuk over dat pleintje dat we ooit gingen zoeken voor we onze stage begonnen. Een braakliggend stukje Brussel dat dringend moest gevuld worden. Vandaag staat er een speeltuintje. Maar volgens de recensent van het krantje hadden ze er beter niets mee gedaan: te veel mankracht, te weinig verbeeldingskracht. Hij heeft gelijk. De Verloren Hoek heet nu een Pocket Park. De naam is gestolen in New York. De speeltuin is geshopt in de supermarkt. En die zwarte plastic zeilen moeten de grijze lelijkheid (maar wat heet lelijk hier?) verbergen.

IMG_1817

Die mannen en vrouwen van de stad – arbeiders, politici, stadsplanners – waren beter in bed blijven liggen, denk je dan. Slapen maakt vrij. Niet enkel voor die mannen en vrouwen, maar ook voor hun medeburgers. Dit brute werk is tijdverlies, stadsverlies.

Het lijkt wel of de redactie met dat krantje een themanummer wou maken. Wat verder, voor het weerbericht en de televisieprogramma’s, staat het stuk waarnaar de titel op de cover verwijst. Het is een nogal persoonlijke lezing van 24/7, een zeer interessant boek van een Amerikaanse filosoof: Jonathan Crary. De Dokter – je weet, die leest graag een boek – heeft me daarover verteld. Het is een boek over de manier waarop het kapitalisme 24 uur op 24 onze levens gaat beheersen. Het enige moment waarop we daar nog aan ontsnappen, is tijdens onze slaap. En dan nog: je droomt ’s nachts over wat je meemaakt overdag. Bovendien werken hardcore kapitalisten nu aan een plan om slapeloze militairen te maken: altijd productief.

Het is een misverstand waar we tijdens onze stage dikwijls mee te maken hebben, Odile. Wie Handelaar zegt, denkt dikwijls kapitalisme. Elke keer opnieuw moeten jij en ik dan met veel geduld uitleggen dat het in onze stage over iets anders gaat. Het gaat niet over winst, maar wel over het Handelen op zich. Wat ons interesseert is niet zozeer het resultaat, maar wel de Handelingen van elke dag: het wat, het hoe en het waarom anderen doen wat ze doen. Dat heeft niet noodzakelijk met productiviteit te maken, en al zeker niet met geld: we produceren af en toe wel eens een insert, maar rijk gaan we daar nooit van worden.

Dit boek, vertelt de Dokter, zegt veel over de manier waarop het kapitalisme conditioneert: de druk om te produceren en onze tijd nuttig te gebruiken; het gevoel van schuld dat je overvalt als je dat niet doet. Dat is allemaal niet zo goed voor de gezondheid, zegt de Dokter. Het fijne aan de bespreking in dat krantje is dat het ook gaat over het plezier om niets te doen; om gewoon tijd te verliezen en de dingen te laten gebeuren.

IMG_1818

Is dat nu niet precies wat fout liep met dat pleintje? Het moest snel gaan. Want zo een pleintje dat daar zomaar ligt niets te doen, midden in de stad, dat is een schande! Dat begrijp je wel, Odile. Dat pleintje moet renderen! En het mooie is dat het nu niet enkel rendeert voor de volwassen Handelaars – de per uur betaalde arbeiders, per stem betaalde politici, per vierkante meter betaalde stadsplanners – maar ook voor de allerkleinste Handelaartjes: de met snoepjes in vrolijke kleurtjes betaalde kindertjes. Goed begonnen is half gewonnen (voor het kapitalisme).

Zeg nu zelf, Odile: momenten van domme productie als deze kunnen we toch missen als kiespijn, niet? Wat we eigenlijk nodig hebben is … niets. Het zijn net die lege momenten, die braakliggende lapjes grond die het mogelijk maken om te Handelen. Het leuke is dat Handelen zelf, niet de productie. Handelen: dromen, proberen, mislukken, herbeginnen, denken, discussiëren, leren,… Produceren: investeren, construeren, renderen, optimaliseren.

We hoeven helemaal geen 24 uur op 24 nuttig te zijn, Odile. Een beetje verveling, wat luiheid, een beetje leegte en wat tijdverlies, de controle verliezen: dat doet deugd.

Dat was trouwens een goed idee van je om het appartement van de Beursschouwburg te reserveren voor onze eindpresentatie. Daar kunnen we lekker nietsdoen, beetje rusten, niet bekeken worden. En slapen.

Want: slapen maakt vrij.

Slaap lekker, Odile!

Kus,

Odile

1947 Dumitru 2015

Dag Odile,P1060649

1947 Dumitru 2015.

Het pleintje tussen de Vismarkt en de Handelskaai heeft geen naam en al helemaal geen nummer. Het is zelfs geen pleintje, maar een streep gras waar vroeger de dokken van de Brusselse haven lagen. Weinig mensen kennen de namen van de kaaien langs het pleintje: de Timmerhoutkaai en de Schuitenkaai. Als je er bekenden ziet, dan steken ze het pleintje over. De mensen die er de banken, het speeltuintje of het gazon gebruiken ken je zelden. Naamloze mensen op een naamloos plein. Een stukje niemandsland in de stad.

Op dat pleintje, Odile, staat sinds jaar en dag een tentje. Ik heb het er altijd zien staan, maar nooit zag ik er iemand in of uitstappen. Een tentje zonder gezicht op een pleintje zonder naam.

Hier, Odile, gaan we even terugspoelen. Lang voor we aan onze stage begonnen, speelden we met het idee om een verbinding te maken tussen de Handelaars van de Dansaertstraat, langs die van de Lepagestraat, de Vlaamsesteenweg en de Varkensmarkt, naar de Handelaars in en rond het Klein Kasteeltje. Dat stukje Brussel heeft een heel bijzondere sociale mix. Dat tentje speelde een rol in ons verhaal. Het was de vaste waarde op dat pleintje met altijd andere spelende kinderen, keuvelende ouders, drinkende clochards en haastige passanten.

De inspiratie voor dat plan begint bij Sonia, de bazin van Stijl en oer-Handelaar van de Dansaertwijk, en de Déviation/Omlegging van Fred, onze favoriete kapper in de buurt. Fred wou de aandacht voor de Dansaertstraat omleggen naar de andere straten in de buurt. Sonia vroeg of ze ook kon aansluiten bij zijn déviation. Dat vonden we raar, want we dachten net dat zij de Dansaertwijk op de kaart heeft gezet. Maar uiteindelijk vonden we het ook normaal: wie wil er immers niet bijhoren? We dachten aan de Handelaars op dat pleintje, en verder op de hoek van de Ieperlaan en de Diksmuidelaan, wachtend op werk, en die in het Klein Kasteeltje, wachtend op papieren: die willen er ook bijhoren. Maar die hebben geen Fred die voor hen een omlegging organiseert.

Onbekend is onbemind. Het probleem is dat je geen omlegging kan organiseren als er geen naam is. Al die pijlen van Fred dragen namen van Handelaars in de buurt. En de meest recente Handelaar die erbij wil horen is trouwens – even verrassend als Sonia – ons aller Beursschouwburg. Die kent toch iedereen? En toch: alle pijlen met alle namen uit Fred’s déviation sieren daar nu samen de gevel en op de gevels van die Handelaars hangen nu pijlen naar de Beursschouwburg.

Om een lang verhaal kort te maken: op de plaats waar vroeger dat tentje stond, Odile, daar staat nu een houten kruis. En op dat kruis staat een naam: Dumitru. Er staat ook een datum bij: 1947-2015. Ik weet niet wie het daar heeft gezet. Ik weet ook niet hoe lang het er al staat. En ik weet ook niet wat er met Dumitru is gebeurd. Maar zijn naam op dat kruis werkt wel als een magneet op andere Handelaars die er ook bij willen horen. In een plastic mapje tussen de bloemen aan de voet van het kruis ligt een boekje, met daarop een Post-it met een boodschap, een telefoonnummer en … een naam: Tania nodigt je uit om haar te bellen voor meer details over het onderwerp. Is dat niet ironisch, Odile? Net nu Dumitru een naam heeft, wordt hij gereduceerd tot een onderwerp, un sujet.

De dokter sprak me laatst over de liefde, Odile. Ik weet niet of ze het daar met jou ook over had. Ze vertelde me dat ik mezelf graag moet zien, net zoals ik de anderen graag zie. Ik moest denken aan dat zinnetje dat ik lang geleden las en me sindsdien is blijven achtervolgen: je inleven in de ander is de hoogste vorm van verbeelding. Ik probeer dat af en toe. En ik denk dat het veel met liefde heeft te maken.

Dat kruis is het bewijs: iemand houdt van Dumitru.

Kunnen wij nog houden van Dumitru, Odile?

Dag Odile!

Kus,

Odile

P1060650 P1060651

Your hand on my shoulder

My dear Odile, my other me,P1060653

Your hand on my shoulder made me slightly (un)easy. First it came as a shock: somebody touching me from behind. Even though I knew it was your hand – who else could it be? – it felt like an intrusion. But soon it became a feeling of comfort. The ease you get when you feel protected by someone who cares for you. Or is guided the word to use here? Because both of us were wearing headphones, listening to a voice that told us exactly what to do: step by step, hand by hand.

So there we were, standing and sitting in front of the large glass door of the Beursschouwburg, listening to that voice, looking at the world: performers, enjoying the performance. Step by step, hand by hand, we were becoming ‘Someone Else’. That is the name of the performance. Looking at the theatre of the street. Pointing at it. Reaching out for it. Trying to touch it, to grab it. We hardly got any further than our shoulders.

‘Someone Else’ is a performance by the artist named Ant Hampton. It is about borders. About being in- or outside. It is about the other. About becoming other, becoming different. It is about time. About how things change over time. About how things happen. And about how to let them happen.

We felt being looked at from the outside. There too: the same (un)ease as with your hand on my shoulder. We were exposed to the world but protected by a shield of glass and sound. We were performers, listening, watching, sitting, standing at a threshold. We were we and they were them. We were in and they were out. We were performer and they were audience. Or was it the other way around?

We adore this kind of vagueness. Don’t we, Odile? We love it to find ourselves, while becoming other. That is the core, the essence, the goal of our training. That is what we do as trainees: watching and waiting and moving where the wind blows. This performance is made for trainees like us.

Why can’t we also direct a performance like that? Wouldn’t that be an idea for our end presentation in June? All we have to do is make a script, find some actors to lend their voices for a soundtrack and look for an audience as performer. Why not? The problem is, of course, that we are still looking for our own instructions for our own training. We haven’t found the right manual yet. We are still in the process of writing our manual. While here it is ready and available in a nice little white book in a safe little black box with a tiny lock and a tiny key.

Dear Ant Hampton: how do we proceed? Can you learn us how to become real Handlers? To write our own manual? To work with our own hands, just like we did in your performance? Can you write a soundtrack for our lives? Show us the way to really step over the threshold, go to the other, open our mouths and talk to them? Because that is what we want to do. To become our own still life, our own performers. To find the stranger that is hidden inside ourselves. Please send us your advice at wijzijnhandelaars@hotmail.com.

For the record, Odile: we did make it to the outside. But always guided and protected by the voice, as a shield over our heads. We ended the performance on the stairs of the Beursschouwburg, a few steps away from the door where we’ve been sitting all that time. We looked at a couple that vaguely resembled ours at the other side of the street, in front of the Marriott Hotel. They were shaking hands, doing business, being Handlers while we were standing there and looking at them. We lowered our heads and looked at our feet. We watched the stairs under our feet. The very same stairs we used for the insert in the program booklet of the Beursschouwburg. We looked at the tags, left there by visitors, as inserts for the city. And then the voice asked us to turn our heads and look at the wall of the building. There we found a tag left by Ant Hampton: an insert for performers to come.

Would you like to be my Ant Hampton, Odile?P1060656

Goodbye Odile!

Kiss,

Odile

Un artisan curieux est plus fort qu’un artiste de base

Dag Odile, IMG_1796

Un artisan curieux est plus fort qu’un artiste de base. Die woorden van Fred, onze favoriete kapper van CutMe, zag ik je tijdens de lunch noteren op je servetje. Waarom deed je dat, Odile? Omdat je het begrijpt? Of net niet?

Er is een hiërarchie. Maar tussen wat? Het artisanale en het artistieke? Of enkel tussen het nieuwsgierige artisanale en het basale artistieke?

Wat is dan een artisan curieux? Iemand die wil weten wat rond zich gebeurt? Zoals Fred? Nieuwsgierig genoeg om onze poster als insert op te hangen in zijn kapsalon? Of ben je als verhalen scorende roddeltante aan de toog bij Martine al nieuwsgierig genoeg? En wat is dan een artiste de base? Een kunstenaar die zijn vak doet, zonder meer? Eén die niet genoeg rondkijkt naar het werk van de collega’s? Of één die énkel naar dat werk kijkt? Zonder interesse voor wat elders gebeurt?

Ann, de meubelrestauratrice van Cabinet, zat ook aan onze tafel. Misschien lokte zij die uitspraak wel uit bij Fred. Zij heeft zo een bizar ‘artisans in residence’ programma. Op haar website promoot ze daar het werk van de ‘artistes et artisans du quartier’. Is zij die artisan curieux waar Fred naar verwijst? Samen zijn Ann en Fred overigens niet vies van een ludiek initiatief dat over de muurtjes kijkt. Zoals ‘de winterzakjes/les sachets d’hiver’. In 2013 was dat hun antwoord op ‘winterpret/plaisirs d’hiver’, de akelige kerstmarkt om de hoek van beider atelier. Ze vulden hun zakjes met afval: haarlokken van Fred, schaafkrullen van Ann. En elke keer zetten ze erbij waar die restjes vandaan komen: het hoofd van Arno, de regisseursstoel van Marc Didden. En dat verkocht.

Lees even mee wat Ann daarover schrijft op haar website: “een origineel kerstcadeau voor mensen zonder ideeën en ook zonder geld. Elk Winterzakje / Sachet d’Hiver in deze unieke kerstcollectie bevat een onvervalst specimen uit de werkplaatsen van deze artisans du quartier. Met het motto Happy New Hair verkoopt Cut Me haarlokken van bekende en minder bekende bezoekers. Hout Vasthouden! / Je Touche Du Bois! is de leuze die past bij de houtschaafkrullen van uitzonderlijke ontwerpers of eigenaars waarmee Cabinet u het nieuwe jaar in stuurt. Alle waren komen uit eigen atelier en zijn 100% biologisch (behalve de haren van Arno). Deze onbehandelde streekproducten veranderen van eigenaar voor de democratische prijs van 1 euro. Naast de eigen oogst brengt Cut Me een uitgelezen selectie houtkrullen van Cabinet en verzorgt Cabinet een eigenzinnig aanbod haar van Cut Me. Deze zakjes worden verkocht voor de prijs van 1,50 euro: een kleine meerkost voor transport en administratie en een grote stap vooruit in de lokale micro-economie.”

Zegt dat iets over creatief handelen, Odile? Tonen Ann en Fred zich als ‘artisans curieux’? Of kopiëren ze gewoon wat elke Handelaar doet? Zijn ze toch eerder ‘artistes de base’? Want wat blijkt twee jaar later? In 2015 zijn de winterzakjes een heuse biënnale geworden. Is het ironie? Of is het een gewiekste marketingtruc?

Jij gokt op het eerste, Odile? De ironie? Ik ga mee. Nieuwsgierig als ze zijn lenen deze ‘artisans du quartier’ praktijken van de artistieke buren. Bovendien weten ze zo ook in te spelen op de nieuwsgierigheid van de klanten. Kijk naar al de vragen die hun handelingen oproepen bij onwetende stagiairs als jij en ik.

Dus oké. Als Ann en Fred die ‘artisan curieux’ zijn, heb je dan ook een voorbeeld van een ‘artiste de base’? En wat met die hiërarchie? Wat maakt de ene ‘plus fort’ dan de andere? misschien heeft Fred zich wel vergist? En is er helemaal geen hiërarchie? Misschien had zijn zinnetje moeten zijn: ‘un artisan curieux égale un artiste de base’? Je kan maar spreken over wat je zelf kent. Dikwijls is dat ook wat je zelf bent. Deze artisanalen zijn eigenlijk artiesten.

Is er dan geen verschil, Odile?

Dag Odile!

Kus,

Odile

Wat is dat nu weer?

Mijn beste Van Patienten,

Wat is dat nu weer? Mag ik u nogmaals wijzen op de inventaris waar heel uw gedoe van de Handelaars mee begon? Kijk nog eens naar het eerste woordje in die inventaris. Wat staat daar? Precies: geduld. Dat is de eerste les die ge uzelf hebt geleerd, lang voor deze stage begon. Het is de les die ge elke keer weer lijkt te vergeten.

Geduld, Van Patienten, zal u uit uw nutteloosheid halen. Alles op zijn tijd. Gebruik de tijd van uw stage waarvoor die dient: om rustig rond te kijken en te luisteren en te leren van de handelingen van al die ervaren mensen rondom u. En ga af en toe eens terug, niet alleen naar uw inventaris, maar ook naar uw nota’s. Dan zult ge zien wat er allemaal veranderd is sinds het begin van uw stage. Ge zult zien dat ge ook kunt leren van uw eigen handelingen, Van Patienten.

De grote filosoof Sören Kierkegaard – ge weet, Van Patienten, dat ik af en toe wel eens een boek durf te lezen – schreef dat het leven slechts van achter naar voor kan begrepen worden, maar wel van voor naar achter moet geleefd. Zo gaat dat ook met uw stage, Van Patienten. Wat ge nu doet kan futiel lijken, maar later zult ge nog met veel plezier terugdenken aan de lessen die ge vandaag leert.

Het is zoals met de liefde, Van Patienten. Ge weet dat ik daar graag over spreek. Dat is wat mij drijft in het leven: de liefde voor mijn patiënten, voor mijn werk. Welnu, Van Patienten, in de liefde moet ge leren springen. Ge moet uw eigen loslaten, u overgeven, u laten gaan. En alleen dan zal het werken. Alleen dan zult ge daar plezier in vinden. Ge moet houden van uw stage, van uw handelaars,van uw werk. U smijten. Alleen dan zal het lukken.

En die keelpijn, Van Patienten? Zou het kunnen dat dat iets te maken heeft met die karaoke van vorige week? Ik heb u daar nogal tekeer zien gaan met die micro en die pruik. Ook daar, Van Patienten: spaart uzelf, geeft om uzelf, ziet uzelf graag. Begint met uw stem wat minder te gebruiken de volgende dagen. Luistert wat naar de mensen en drinkt een kopje thee. Dan komt dat allemaal wel weer in orde.

Het gaat u goed, Van Patienten. De dokter ziet u graag.

Gegroet,

De Dokter

Van Patienten heeft een dipje

Dag Dokter,

Van Patienten heeft een dipje. Soms voel ik mij zo nutteloos. Ik denk dat het komt door al die Handelaars. Dan loop ik als stagiair helemaal verloren tussen al die mensen die precies weten wat ze doen, hoe ze het doen en waarom ze dat doen. Dan lijkt alles wat ik doe zo triviaal. Die inventaris, die inserts, dat blogje, die facebook: waarom? wat? hoe?

Soms, dokter, wou ik dat die stage al lang achter de rug was. Dat ik zelf een Handelaar was die precies weet wat te doen, hoe dat te doen, en waarom. Zoals Ann en Fred en Helena en Tom en Aaf en Lieve en Claire en Sonia en Philippe en Rudy en Margareta en Yasmina en An.

En nu ik toch bij u ben, dokter. Ik heb al een hele week keelpijn. Kan u daar ook iets aan doen, dokter?

Oh, dokter, ik wou dat ik een dokter was met patiënten om te helpen, net als u.

U genegen en bewonderend,

Van Patienten

And then I was blonde

Greetings Odile!IMG_1773

And then I was blonde. Platinum blonde, Odile. It happened at Karaoke (Art) at good old Beursschouwburg. I put on my wig, bought a vintage pair of sunglasses, drank a few beers and threw myself in the game.

It worked. As soon as I entered the room I was announced. The American guy with the moustache called me a mystery guest. Don’t we like that, Odile? Isn’t this what we do as trainees? Becoming mysterious inserts? Becoming other? And isn’t this what karaoke is all about? To insert yourself into the line of songs? To become your favourite artist by interpreting his favourite song? To become other?

Oh yes, it worked, Odile. Everybody saw me, but many didn’t recognize me. I spoke English, because that is what artists do in Brussels. And when I sang, I put some phrases from other songs between the lines, like inserts. That is what we do as trainees at Beursschouwburg.

I used some lines from this crazy Flemish band, Kenji Minogue. I discovered them on You Tube, the other day, and I adore them. They also like wigs and sun glasses. And nobody, not even native Flemish speakers, seems to understand their dialect. Tbehin ziejre te koelnjaja. Means something like it’s getting chilly out here.

I had such fun, Odile. But you couldn’t notice. Because I was so cool. I had allure. Unlike the others in the house, I behaved very serious. People were queuing to sing. And there was punch with lots of vodka that made people drunk. And so nobody noticed the (Art) part of the karaoke anymore. (Art) never felt so good. It never was so vague, never so alive. It inserted itself so well into the joy of the evening.

That is what you get when you put it between brackets. It’s like with the (on)tjes. How do I translate that? (Un)dies? We call it the affirmative negation. You put (un) before any word and it becomes weaker and stronger at the same time. (Un)easy: the unease becomes part of the easiness, or vice versa. By putting the (art) between brackets it becomes more and less art. Less: it disappears in the singing of the karaoke. More: it became more intense because of the singing that made people part of the work. Anybody can sing, Odile. Anybody can be an artist.

Did you also notice that the form of my wig resembles the form of brackets? It makes me vague and more present at the same time.

You like it when I (dis)appear, Odile?

Goodbye Odile!

Kiss,

Odile

The other day I was a bee

Greetings Odile!10838235_354717801400101_7868697716197575030_o

The other day I was a bee. I zoomed from table to table, collecting quotes at a SOTA meeting. SOTA? That is short for State Of The Arts. Why I was there? Because I’m a Handler, Odile. As soon as I found the invite, I put on my most colourful dress, lent some of my honey’s perfume, put some flowers in my hair and said: Here I come!

There were so many people, Odile. You first had to go through the already very crowded children’s corner before accessing the real conference. Our boss, from the theatre with the name I cannot pronounce in English, was there. Artists Eleanor Bauer and Kate Mcintosh and Adva Zakai were there. And many more artists and organisers and thinkers were there, to discuss the state of the arts and spend an outrageously sunny Sunday afternoon inside the Munt.

Everybody speaks English there, Odile. I felt so important, flying from table to table. Even if I actually didn’t say a word. I’m not an artist after all. I don’t even work in the arts. I am but a trainee.

I was so impressed. Not only by the words. But also by the ideas. They come from books we should absolutely read like De Actuele Landschapstekening van het Kunstenpunt or De Waarde Van Cultuur or Anderhalf Jaar Later: De Aannames Van Halbe Zijlstra or Publieke Middelen Voor De Kunstensector or some books that have not even been published yet. Many of these books are written by people who were actually there, like Petra Vanbrabant and Robrecht Vanderbeeken and Rudi Laermans and Marianne Versteegh. They lectured in between the discussions and they do that very well. Eloquently, I should say. I learned that yesterday. No hesitations in their speeches, in contrast to the stammering discussions of the artists.

Why was it in English? That is a good question, Odile. Here is something we can learn for the Handlers. Because, even when most people in the room speak Dutch in everyday life, sometimes with a French or a German accent, it seemed so evident that we all used English to express ourselves. You know that English is known as nobody’s language and therefore can be used by anybody? I heard that in a lecture – in English – by another Flemish philosopher in a Brussels cinema around the corner of the Munt, just one week earlier. Wouldn’t it be a good idea to continue the remainder of our traineeship in English? To do it in nobody’s language in order to reach everybody? To (un)speak?

That is what artists do in Brussels. They meet, discuss, make plans, and they do it in English. They talk about diversity. About society. About money. About equal pay. About private and public. About the grip of the industry on the arts. About different economies and different art forms. About artists and institutions. About labs. And about language. This, in a nutshell, is the what, the how and the why of SOTA: to meet and discuss and make recommendations for policy makers to change something to the precarious situation of many artists.

I don’t think the people gathered here would call themselves Handlers, like we do. They don’t like the word entrepreneur either. Too much linked to the idea of a creative industry where art has to be managed to be successful. They don’t even necessarily like success: failure is good too. They find that interesting. Wouldn’t that be something we should explain to our mentors for the final evaluation of our traineeship?

What I found really interesting was the idea of a fair trade label for artists. Don’t you like that, Odile? Like with the chocolate and the coffee we usually buy at our favourite Wereldwinkel from farmers in Africa or South-America with fair wages. Or unlike the cheap clothes we don’t buy at H&M, fruits of child labour in Asian sweatshops. To be honest: I don’t think we will get a fair trade label for the work we do and the few free tickets we get in return. But we are trainees after all. And we also want to make the world a better place, with or without equal pay. We want to change it for equal pay. Just like all the unpaid volunteers who made this day possible.

Oh yes, Odile. The day ended with the song we heard on the stairs of the theatre with the name I cannot pronounce in English. Remember? The Alex Song? On Tina, Alex and Lisa? That was the end of my day as a bee.

So, how do you find my English, Odile? You think I would be a good artist?

Goodbye Odile!

Kiss,

Odile